De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen

Waarom faalt het  overheidsbeleid (bijna) altijd? Een pleidooi voor het accepteren van onvolmaaktheid en bescheidenheid van bestuurders, politici, ambtenaren en burgers.

Met de beste bedoelingen zijn de afgelopen decennia vele wetten en lagere regelgeving aangenomen en bijbehorende beleidsuitvoeringssystemen in stelling gebracht. Steeds preciezer zijn beoogde beleidsdoelen vastgesteld waardoor elk individu het gedroomde rechtvaardige deel kon ontvangen. Uiteraard werd er ook een controle- en handhavingssysteem opgetuigd om fraude tegen te gaan. Op de vleugels van een groot geloof in wat techniek en digitalisering vermag, is de bijbehorende ICT ontwikkeld en ingezet. We zijn modellen, integraliteit, computersystemen, algoritmen en maakbaarheid gaan aanbidden. We hebben inmiddels zoveel wetten en regels dat de capaciteit ontbreekt om ze allemaal te handhaven. De rechterlijke macht kan alle rechtszaken die in een rechtsstaat nu eenmaal kunnen volgen op overheidsbesluiten (die ingrijpen op rechten) niet meer aan.

Het falen van beleid

Zo langzamerhand ontwaken we en constateren we dat op allerlei gebieden het beleid faalt. Het Toeslagenschandaal, de PAS-wetgeving, natuurbeschermingsregels die op het niveau van spouwmuren vleermuizenpopulaties beschermen en zo duurzaamheidsdoelen frustreren, beloften om asiel- en migratieinstroom te beperken, het niet kunnen afschaffen van BTW op groente en fruit, de hersteloperatie in Groningen en het (bijna) gratis maken van kinderopvang. Wanneer je mensen vraagt om onderwerpen die Den Haag maar niet opgelost krijgt, wordt deze lijst met voorbeelden langer en langer. De overheid faalt dus vaak. De oorzaken zijn divers zoals ook de dossiers dat zijn. Maar de rode draad is een overheid en politiek die beloften doen die ze niet kunnen waarmaken vanuit de overtuiging dat een goede samenleving absoluut bereikbaar is en van hogerhand afgedwongen moet worden. De burger is inmiddels gewend aan een overheid die zich opstelt als probleemmanager en spreekt deze overheid op die maakbaarheidsbelofte aan. Deze gang van zaken loopt inmiddels tegen zijn grenzen aan en het is belangrijk dat we een andere afslag gaan nemen.

Is het zinvol om nuancerende opmerkingen te maken? Er zijn immers ook veel dingen die wel goed gaan.  Desalniettemin is het belangrijk om de gedachten[1] over de gestelde vraag op papier te zetten. Want de aannames, overtuigingen, principes en processen die achter de falende beleidsdossiers zitten, zijn relevant om in daglicht te zetten omdat ze de motor kunnen zijn voor noodzakelijke veranderingen. Doen we het niet dan loopt de overheid steeds verder vast met grote gevolgen voor het vertrouwen in die overheid en daarmee uiteindelijk de stabiliteit van ons land.

Aannames, overtuigingen, principes en processen achter falend beleid

Welke aannames, overtuigingen, principes en processen die achter de falende beleidsdossiers zitten, zijn dat? Ik noem een paar voorbeelden.

Voorzorgsprincipe

De overtuiging dat de overheid moet zorgen voor de veiligheid van burgers, duurzaamheid, diversiteit en inclusie moet bewaken. Het voorzorgsprincipe is daarbij een wolf in schaapskleren aangezien dit principe verregaande interventies als noodzakelijk percipieert.

Uitvoerbaarheid door ICT

De aanname dat ICT altijd kan uitvoeren wat er aan beleid bedacht wordt. De mate van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid is officieel onderdeel van beleidsvoorstellen maar vaak wordt er toegeschreven naar hoe het wel kan. Zelden gebeurt het dat een beleidsvoornemen in de prullenbak belandt omdat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid onvoldoende is omdat deze bijvoorbeeld willekeur oplevert.

Focus op één beleidsterrein

De overtuiging dat klimaatverandering het ergste is dat ons ooit overkomen is en koste wat kost bestreden moet worden. Het klimaat verandert, dat is een feit. Tegelijkertijd zijn er meer belangen te wegen dan het klimaat en de natuur. Maar de vraag wat het voorgenomen klimaatbeleid betekent voor de algemene welvaart en grondrechten en of dat acceptabel is, wordt niet of onvoldoende gesteld.

Beleidsmakers en het volk

De overtuiging dat de ander, het volk, het beleidssubject onvoldoende in staat is om op de juiste manier een goed leven na te streven. Dit uiteraard beoordeeld vanuit de standaarden van de hoogopgeleide, hoge cultuur consumerende, progressief stemmende stedeling. De realisatie dat ook veel rijksambtenaren vooral in en om de randstad wonen geeft te denken.

Wereldburgerschap

De overtuiging dat iedereen een wereldburger is en overal op de wereld gelukkig kan zijn en dat dit het enige juiste perspectief is van waaruit je mensen benadert en problemen oplost. Terwijl heel veel mensen compleet gelukkig zijn in de omgeving waar ze geboren en getogen zijn.

Gelijke behandeling in de praktijk

De principes die in onze wetgeving zitten, waardoor de overheid gelijke gevallen gelijk moet behandelen en ieder toegang tot een rechter heeft, al dan niet via de sociale advocatuur. Dus wanneer je als overheid één casus oplost, staan al snel burgers op de stoep om hetzelfde te verlangen. Soms terecht, maar het desbetreffende overheidsorgaan had daar niet altijd op gerekend. Dit leidt ook tot een overheid die zich te pas en te onpas beroept op precedentwerking terwijl dit niet altijd aan de orde is. Dit leidt weer tot ongeloof en wantrouwen.

Misbruik en absolute preventie

De aanname dat mensen misbruik zullen maken van regels en vervolgens de aanname dat dit tegen elke prijs voorkomen moet worden.

Overheidsbevoegdheden en rechtsbescherming

Het principe in ons bestuursrecht dat wanneer een overheid een besluit neemt dat op rechtsgevolg gericht is, de burger hiertegen in rechte op kan treden. Er zijn alleen inmiddels zoveel bevoegdheden voor overheden bijgekomen, die niet zelden de rechtspositie van een burger kunnen veranderen, dat de rechtspraak de rechtszaken die daaruit voortvloeien niet meer aan kan. De werkdruk is inmiddels zo hoog dat er al jaren om formatie-uitbreiding wordt gevraagd en leidt tot rechters die klagen dat ze “stempelmachines” zijn geworden.

Kwaliteitsbewaking: Secundair vs primair proces

Het proces van kwaliteitsbewaking dat vanzelfsprekend op gang komt wanneer een beleidsdoel wordt vastgesteld waardoor steeds meer mensen in het secundaire proces werken dat het primaire proces beoordeeld waarvoor dan inmiddels onvoldoende mensen zijn.

Klant-denken

De politieke processen waarin problemen, die altijd meerdere kanten hebben, vanuit eenvoudige beeldvorming, die in soundbites te vatten is, benaderd worden. De overheid heeft zichzelf als bedrijf neergezet en de burger als klant. Die klanten verwachten van deze managementorganisaties dat de problemen die zij ervaren efficiënt opgelost worden. Het komt zelden voor dat de overheid stelt dat iets geen zaak is waar de overheid zich mee dient te bemoeien. Ook ontbreekt vaak de erkenning dat een probleem weliswaar kan worden opgelost, maar dat er ook nadelen aan die oplossing verbonden zijn en die ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer door de overheid tot gevolg heeft, terwijl deze levenssfeer juist beschermd zou moeten worden tegen overheidsingrijpen. Zoals het bekende gezegde luidt: ‘De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.’

Maatwerk is geen oplossing

Zijn deze aannames, overtuigingen, principes en uitgangspunten allemaal fout? Nee, zeker niet. Het systeem loopt alleen vast.

Vaak wordt dan geroepen dat maatwerk het probleem gaat oplossen. Nog niet eens zo lang geleden heeft de Nationale Ombudsman daar al voor gewaarschuwd. Maatwerk is geen oplossing voor slecht beleid, stelde de Nationale Ombudsman. Meer vertrouwen in de overheid begint met een rechtvaardige overheid. Een overheid die zich betrouwbaar toont, voorspelbaar en behoorlijk handelt en het burgerperspectief centraal stelt. En die fundamentele rechten van volwassenen en kinderen beschermt. De overheid moet allereerst het beloofde werk goed doen. Maar aldus de Nationale Ombudsman, in de basis zit het niet goed, dát moet worden aangepakt. Wat volgens mij mist is de notie dat volmaaktheid een utopie is, dat deze niet te vinden is omdat je nou eenmaal altijd met feilbare mensen te maken hebt. Ook techniek is door mensen gemaakt en is dus feilbaar.

Van het accepteren van onheil naar het zoeken van een schuldige dader

Jaren geleden zag ik een documentaire over hoe mensen omgaan met onheil. Eeuwenlang werd door de meeste getroffenen onheil en ellende gezien als een daad van God. Maar langzamerhand schoven we op. Ellende die ons overkwam, kwam zeker niet meer van God. Door de ontkerkelijking hadden steeds meer mensen afscheid genomen van God en werd het noodlot vaker gezien als reden voor ongeluk en ellende. Inmiddels wordt in toenemende mate gezocht naar een verantwoordelijke dader. Door het grote geloof in maakbaarheid van de samenleving, een mens die geluk en voorspoed in eigen hand heeft, is pech en ongeluk niet meer te verteren. Er moet een schuldige aangewezen worden. In de loop van de 20e eeuw keken burgers om zich heen. Zij zagen een overheid die zich steeds meer als bron van voorspoed en geluk in allerlei beleidsdossiers en wetgeving had gemanifesteerd. Zij hoorden politici die zichzelf neerzetten als sterke managers die aangesteld zijn om problemen op te lossen. De door ongeluk getroffene kon een schuldige vinden. Soms terecht, maar soms ook niet. Tegenwoordig wordt bij ongelukken onderzoek gedaan en wordt gekeken waar de oorzaak van het falen ligt. Niet zelden leidt dit tot aanbevelingen voor nog preciezere en omvangrijkere regels om het onheil de volgende keer te voorkomen.

Falen in de praktijk: Voorbeelden

Arbeidsongeschiktheidswetgeving

Op 17 mei 2023 oordeelde de Rekenkamer dat de uitvoering van de wetgeving op het gebied van arbeidsongeschiktheid is vastgelopen. Onuitvoerbaar en op een bepaald aspect zelfs onwetmatig. De Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) loopt vast. 20.000 mensen wachten gemiddeld een half jaar op een herbeoordeling. 18.000 mensen die zonder werkgever in de ‘ziektewet’ zitten wachten op een beoordeling. Er is een tekort aan keuringartsen waardoor de wachtlijst alleen maar verder op loopt. De regering heeft zich desalniettemin inmiddels voorgenomen om een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ZZP’ers verplicht te willen stellen. Op zichzelf een rechtvaardig idee binnen de huidige constellatie van sociale wetgeving, maar loopt de rechtvaardigheidsverdelingsmachine van de overheid inmiddels niet vast?

Natuurbescherming

Met de beste bedoelingen is een systeem van natuurbescherming gebouwd waarbij stukjes grond en de daar aanwezige flora en fauna als beschermingswaardig gekwalificeerd is. Als oorzaak van verslechtering is stikstof aangewezen. Nadat allerlei pogingen om in het juridische construct toch tot vergunningverlening over te gaan gestrand zijn, zijn inmiddels de consequenties van de gemaakte keuzes onvermijdelijk, wanneer niet gekozen worden voor een werkwijze waarmee de strijd met de wetgever die in Brussel resideert, wordt aangegaan. Nu wordt vaak gesteld dat Brusselse wetgeving niet aangepast kan worden. Het hoeft geen betoog dat de onmogelijkheid om eenmaal in wetten gegoten doelen aan te passen, ongeacht de consequenties die je nu eenmaal ten volle ontmoet in de uitvoeringspraktijk, de democratie op een zijspoor gemanoeuvreerd heeft. Het is ook ten diepste egocentrisch: wij, de wetgever van dit moment hebben de wijsheid tot in de eeuwigheid in pacht. Er kan blijkbaar geen generatie meer komen die iets anders vindt. De status quo is in beton gegoten.

Migratiebeleid

In 2000 werden de a- en b-status in de Vreemdelingenwet afgeschaft. Het statusonderscheid leidde tot vele rechtszaken. Het feit dat wij een goed functionerende sociale advocatuur hebben, helpt de vluchteling de weg naar de rechter voor weinig geld te vinden. Inmiddels is het rechtvaardige en goed georganiseerde Nederlandse vluchtelingenbeleid een factor geworden die in 2023 bijna 80.000 vluchtelingen naar Nederland trekt. We stevenen af op een zomer waar weer velen buiten zullen slapen. De spreidingswet die gemeente moet gaan dwingen opvangplekken te realiseren is symptoombestrijding. Het zal slechts het ongemak van een zichtbaar vastlopend asielbeleid tijdelijk verdoezelen. Totdat de gevonden opvangplaatsen ook weer overstromen. Totdat de mensen die in de gevonden opvangplaatsen na het ontvangen van een verblijfsvergunning aanspraak maken op de beperkt voorradige sociale huurwoningen. Hier geldt overigens hetzelfde als bij natuurbeschermingsrecht, namelijk dat het Europese wetgeving is die in de praktijk als een onaantastbare status quo functioneert. Deze kan wel aangepast worden, maar daar heb je een meerderheid voor nodig die vanwege de verschillende nationale belangen binnen de Europese Unie of binnen de Verenigde Naties slechts zeer moeizaam of niet gevonden zal worden.

Wet prenataal huisbezoek

Het moet ergens eind jaren ’90 van de vorige eeuw geweest zijn toen ik, inmiddels wethouder geworden luisterde naar de radio. Een jong kind was vermoord door een familielid. De burgemeester van de desbetreffende gemeente kreeg van een journalist de vraag wat hij gedaan had om deze dood te voorkomen. De burgemeester antwoordde onverwachts dat dit in eerste instantie een vraag voor de familie was. Inmiddels hebben we de Wet prenataal huisbezoek waardoor gemeenten zwangere vrouwen in kwetsbare situatie een huisbezoek aan moeten bieden. Uiteraard is er een protocol dat bepaalt wanneer een zwangere in een kwetsbare situatie zit. Heel veel mensen zullen dit een goed idee vinden. Ik ben sceptisch. En niet alleen omdat de jeugdzorg kampt met gebrek aan personeel. Er zijn ook twee andere redenen. De eerste reden is dat het protocol op basis waarvan beoordeeld wordt of iemand in een kwetsbare situatie zit, is nogal ruim beschreven is. Mensen die denken dat het niet op hen van toepassing is, zouden eens moeten gaan praten met gezinnen die onterecht met jeugdzorg te maken hebben gekregen. Op een dag kan een overheid met vergaande bevoegdheden die zich uitstrekken tot achter de voordeur bij op jouw stoep staan. De tweede reden betreft het moment waarop ook dit beleid faalt en terecht naar de gemeente of zorginstelling in kwestie kijkt: waarom is deze ellende door jullie niet voorkomen? Conclusie zal zijn dat overheid gefaald heeft. Een overheid die het voorkomen van alle ellende en nood tot haar verantwoordelijkheid heeft gemaakt, kan bijna niet anders dan falen.

Vertrouwenspersoon

Recent is in de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat bedrijven verplicht een vertrouwenspersoon te hebben. De bedoeling hierachter is wederom lovenswaardig, namelijk het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag. De definitie daarvan is pijlsnel uitgebreid van seksueel overschrijdend gedrag naar elk overschrijdend gedrag al naar gelang de frustratietolerantie van het vermeende slachtoffer hetgeen tot veel relevante meldingen kan leiden. Het Tv-programma The Voice  en De Wereld Draait door hadden een vertrouwenspersoon. Maar zoals we weten, heeft dat niet geholpen. Wanneer dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer komt, hebben bedrijven met 10 werknemers of meer de verplichting om een vertrouwenspersoon te hebben. Het spreekt voor zich dat de kosten hiervan in de producten die zij leveren worden meegenomen. Maar het gaat mij hier nu niet om dat vaak vergeten wordt dat aan alles ook financiële consequenties zitten die wij aan het einde van de dag samen betalen. Mij gaat het om het gegeven dat ook hier de consequentie kan zijn dat mensen zich in bedrijven niet meer uitspreken tegen een agressieve leidinggevende of collega. Waarom zouden ze stelling nemen met alle risico’s die daarbij horen? Het vermeende slachtoffer kan zich toch melden bij de vertrouwenspersoon? Niet elk mens is immers dapper genoeg om voor een collega in de bres te springen, hebben we bij de genoemde programma’s gezien. Er zal bij bedrijven ongewenst gedrag blijven. De overheid zal hier uiteindelijke het verwijt krijgen dat zij onvoldoende handhaaft en dus faalt.

Het effect van normerende wetgeving

Alle goed bedoelde, normerende wetgeving heeft dus ook een ander effect. Waarom zou je goed doen, wanneer er een overheid is die goed doen tot zijn primaire proces heeft verklaard? T.S.  Eliot schreef: “They constantly try to escape from the darkness outside and within by dreaming of systems so perfect that no one will need to be good.” Ik vrees dat het inmiddels tot achter de voordeur uitgebreide welzijnsbeleid er toe gaat leiden dat onze samenleving die altijd voorop gelopen heeft in het doen van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk zo langzamerhand verkilt en verhardt. Om maar eens een voorbeeld te noemen: Ja, je zorgt voor je eigen ouders, maar die eenzame buurman kan toch aankloppen bij de gemeente wanneer hij geen kinderen heeft of wanneer die ver weg wonen?

Er is een wetgevings- en uitvoeringsapparaat opgetuigd dat zo gedetailleerd is dat fouten niet te voorkomen zijn. De juridische fictie in onze rechtstaat dat eenieder de wet behoort te kennen is door de hoeveelheid wetten en regels inmiddels ridicuul geworden. 

Beeldvorming

Maar er speelt nog iets anders. De weg naar de hel wordt niet alleen geplaveid door goede bedoelingen maar in huidige politieke bestel ook door beeldvorming. Het is noodzakelijk geworden politiek in korte zinnen en stellingen behapbaar te maken tot quotes van maximaal 20 seconden in journaals. Daarmee is politiek verworden tot een verplicht simplificeren van de complexe werkelijkheid. Je bent voor of tegen vluchtelingen. Voor of tegen natuurbescherming. Voor of tegen de boeren. Voor of tegen elektrificeren van het wagenpark. Voor of tegen beschermingen van kwetsbare kinderen. Voor of tegen een fiscaal rechtvaardigheidsverdelingssysteem. Voor of tegen kapitalisme. Voor of tegen vrijheid van transgenders. Voor of tegen….. noem maar op. Terwijl de werkelijkheid van het leven van echte mensen vele malen genuanceerder is dan dat. Het feit dat het allemaal onderwerpen zijn waar de overheid zich mee bemoeit, maakt ook nog noodzakelijk dat politici zich erover uitspreken. En die moeten glashelder zijn in 140 tekens anders komt het standpunt niet over de bühne.

Democratische besluitvorming is in de beeldvorming steeds meer een alles-of-niets-spel geworden. Democratie is echter niet het einde van een discussie waarin bepaald wordt voor altijd hoe een maatschappij eruit moet zien. Het is het constant elke dag weer bediscussiëren van overtuigingen, doelen, middelen en invullingen van wat een goed leven is. Revolutionair de barricaden beklimmen en jouw ideaalplaatje afdwingen, maakt een einde aan die discussie en legt dwingend een blauwdruk neer voor een goed leven.

Een goed leven

Wat is dat: een goed leven? Een goed leven gaat om mensen die in gemeenschappelijkheid en in vrijheid een voor hen waardig bestaan nastreven. Mensen willen hun samenleving vormgeven naar hun eigen overtuiging. Dat zou niet alleen naar mijn mening het uitgangspunt van politiek moeten zijn, maar het is niet gek dat na decennia nadruk op individualisering, emancipatie en onderwijs burgers dat ook zelf willen bepalen. Echter, in toenemende mate is de overheid de definitie van een goed leven en een goede samenleving via wetten en regels gaan invullen. Maar wat is de overheid in deze? Op verschillende niveaus is dat de combinatie van ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers. We weten dat dit vooral hoogopgeleide mensen zijn die afgestudeerd zijn in talen, rechten, sociologie en aanverwante alfastudies. Mensen die zelden voor eigen rekening en risico een onderneming gevoerd hebben. Mensen die de financiële middelen hebben en wegen kennen om falend Haags beleid af te kopen of af te wenden. Zij zijn geneigd de burger, de subjecten van hun beleid te zien als beleidselementen die zich hebben te gedragen naar de visie en het bijbehorende plan van de politieke besluitvorming. Niet zelden beroept men zich daarbij op meerderheidsbesluitvorming. Dat dit een gebrekkige kijk op democratie is, wordt voor het gemak vergeten. In een democratie dient de meerderheid immers ook om te zien naar de minderheid. Wanneer de ‘beleidssubjecten’ hiertegen in opstand komen door demonstratie of gedrag strijdig met het vastgestelde beleid worden deze burgers gediskwalificeerd en gezien als onvoldoende opgeleid, dan wel onvoldoende intelligent of onbeschaafd en dus eigenlijk niet echt in staat om hún leven en samenleven vorm te geven. Indien niet goedschiks, dan maar kwaadschiks via handhaving worden ze in gareel gebracht. De voortschrijdende techniek helpt daar meedogenloos bij.

Afhakende burgers

Het dromen over handhaving via computersystemen is niet alleen een progressieve droom. Het is ook een noodzakelijke droom geworden. Ook in het handhavingsapparaat is personeelstekort. De rechtspraak luidt al jaren de noodklok. Ik vind dit problematisch want het leidt tot willekeur. De pakkans is steeds kleiner geworden. Recent stelde de gemeente Amsterdam een blowverbod in zonder bijbehorende uitbreiding van politiecapaciteit. Deze tendens leidt onmiskenbaar tot willekeur. Je wordt op de bon geslingerd, terwijl mensen langs jou en de politieagent lopen en rijden terwijl ze zich schuldig maken aan precies hetzelfde vergrijp.

Die burgers die kinderen opvoeden, naar hun werk gaan, hun ouders helpen en verzorgen, de sportvereniging draaiend houden, hun belastingaangifte op tijd doen en hun belasting vervolgens ook gewoon betalen zijn inmiddels niet meer verbaasd, maar haken af. Of door niet langer te stemmen op partijen die in verschillende verbanden decennia onderdeel geweest van onze regering of door zich in toenemende mate te proberen te onttrekken van het verstikkende beleid.

Niet zelden worden de principes en grenzen van de grote politieke stromingen, zoals het liberalisme, het conservatisme, socialisme, ecologisme overschreden met het uitstorten van allerlei wetten, regels en uitvoering over de bevolking. In ieder geval wordt het mensbeeld dat bij een westerse, liberale samenleving hoort onrecht aangedaan, namelijk de vrije mens die eigen afwegingen wil maken voor zichzelf en de gemeenschap waar hij of zij onderdeel van uitmaakt.

Ik vind dit verontrustend. De geschiedenis geeft naast alle ellende ook aan dat mensen van nature op gemeenschap uit zijn en van daaruit gericht op het bouwen van een samenleving die henzelf en anderen ondersteunt. De geschiedenis laat zien dat er helaas altijd mensen waren die tussen wal en schip vielen. En dat is in het moderne, vrije Westen nog steeds zo. We doen alsof we deze onvolmaaktheid voorkomen kan worden door elke keer weer een wettelijke reparatie te doen of weer een miljard euro ergens tegen aan te smijten. Het zal niet helpen. Volmaaktheid zal niet gevonden worden. Elke keer weer zullen er levende wezens zijn die zich onttrekken aan of niet passen in het systeem. Wanneer bereiken we het punt dat we dit gegeven gewoon accepteren en niet langer grijpen naar preciezere regels, meer geld en/of meer handhaving maar andere oplossingen zoeken?

Bescheidenheid en zelfbeperking in het overheidshandelen

Het is de hoogste tijd bescheidenheid over de effectiviteit van overheidshandelen te betrachten. Dé overheid bestaat niet maar is een samenwerking tussen overheidsorganisaties waar politici, bestuurders en ambtenaren hun best doen. Maar het zijn uiteindelijk allemaal mensen die fouten maken. Elke dag. Niet voor alle problemen zijn binnen het systeem passende oplossingen. Denken dat digitalisering, kunstmatige intelligentie en algoritmen dit wel mogelijk zullen maken, gaat voorbij aan alle negatieve effecten daarvan. Los nog van het feit dat deze systemen gewoon door mensen inclusief al hun vooroordelen en beperkingen gemaakt zijn. Een overheid die zich te houden heeft aan de rechtstatelijke beginselen en beginselen van behoorlijk bestuur zoals gelijkheidsbeginsel, motiveringsplicht, evenredigheid en toegang tot de rechter ontkomt niet aan zelfbeperking.

Nu is het natuurlijk niet zo dat samenlevingen zich maar moeten neerleggen bij alles wat over hen heen komt. Alsjeblieft niet. Maar enige zelfbeperking, bedachtzaamheid en in de zucht naar gladstrijken ook nadenken over de nadelen van beleidsoperaties, gebeurt naar mijn smaak te weinig met een falende overheid als gevolg.

Tot slot: dit is geen pleidooi voor een terugtredende overheid. Voor je het weet, wordt dit essay misbruikt om bezuinigingen te realiseren. Dat is eerder vertoond. Dit verhaal is wel een pleidooi voor nadenken wanneer je de overheid weer een nieuwe taak wil geven om veiligheid, duurzaamheid of inclusie te bewerkstelligen. Dit is een pleidooi voor een bescheiden overheid die onvolmaaktheid accepteert omdat het nu eenmaal een menselijke conditie is. Een overheid die gaat schrappen in taken want alleen dan kan je echt schrappen in regels. Dat is tot op heden niet echt gelukt.

Ziet u die bescheiden overheid wel zitten? Laten we dan afspreken dat alleen gepleit wordt voor een bescheiden overheid wanneer het doel is minder geld uit te geven aan kwaliteitsmanagers, handhavers, consultants, accountants, beleidsmedewerkers, juristen en om die reden allerlei wetgeving en protocollen geschrapt worden. Deze zijn weliswaar met de beste bedoelingen in het leven geroepen om risico’s te beperken, kwaliteit te verhogen, duurzaamheid te bereiken en inclusie na te streven, maar in de praktijk loopt het vast. En wat het in ieder geval opgeleverd heeft, is het beperken van de vrijheid om invulling te geven aan het eigen ambacht waardoor mensen de desbetreffende sectoren verlaten of vluchten in zelfstandig ondernemerschap. Maar bovenal heeft het individuele vrijheden om invulling aan het eigen leven en de desbetreffende gemeenschap te geven zeer beperkt.

Conclusie

Dit essay, deze poging om te achterhalen waardoor de overheid faalt, pleit voor een bescheiden overheid, voor bescheidenheid van alle betrokkenen: bestuurders, politici, ambtenaren en burgers. Het pleit ook voor het accepteren van onvolmaaktheid omdat het streven naar volmaaktheid een vastlopende overheid heeft opgeleverd.

Als u direct aan de slag wil, doe dan het volgende. Ga op verschillende beleidsterreinen eens na of alle overheidsverplichtingen, protocollen, certificering echt geleid hebben tot een betere wereld voor de mensen waar het om gaat. Of kan het ook zonder? Als die vraag te algemeen is, vraagt u uzelf dan eens af of voor al die overheidsverplichtingen, kwaliteitseisen, protocollen en certificering nog wel personeel is? Als het antwoord daarop ‘ja’ is, vraag je dan af of voor het primaire proces nog voldoende personeel is. In de zorg en het onderwijs is het antwoord op die laatste vraag in ieder geval ‘nee’. U weet nu wat te doen.


[1] Mijn gedachten zijn gevormd door de vele ervaringen die ik door de jaren heen heb opgedaan, de gesprekken die ik gevoerd heb, de boeken en interviews die ik gelezen of beluisterd heb. De meest recente zijn van Paul Frissen (De Integrale staat), Maxim Februari (Doe zelf normaal), Esther van Fennema (Het verlaten Individu) en Bina Ayar (De maakbare mens).

Ik kan het niet meer aanhoren

Ik kan het niet meer aanhoren. De analyses en bijbehorende sussende woorden over de verkiezingsuitslag: het had allemaal voorkomen kunnen worden wanneer mensen hadden ingezien dat verlicht, progressief en snel handelen het beste is omdat het ingezette beleid nou eenmaal noodzakelijk is.

Nee, het is niet zo dat wanneer het beleid allemaal sneller was uitgevoerd dat mensen dan wel tevreden zouden zijn geweest. Het stikstofbeleid is niet een onontkoombare van God gegeven wet maar een juridisch en technisch construct waarin ook andere keuzes mogelijk zijn. Veel van de mensen die BBB gestemd hebben, zijn het simpelweg oneens met de in Brussel en Den Haag gemaakte keuzes. Omdat ze andere prioriteiten hebben, omdat ze hun gemeenschap belangrijker vinden dan de in hun omgeving aangewezen plantjes die nu niet tot wasdom komen, omdat ‘computer says no’, eenvoudigweg niet volstaat.

Nee, het is niet zo dat wanneer de asielopvang na 2015-2016 op sterkte was gehouden mensen dan wel tevreden zouden zijn geweest. De zorg en het onderwijs kunnen zoveel nieuwe mensen elk jaar weer niet aan. De benodigde woningen zijn er ook niet. Waar dat door ontstaan is en of het de komende jaren wel gaat lukken, is nu niet relevant. Onder de ongeveer 35.000 geregistreerde dak- en thuislozen vallen niet de koppels die uit elkaar willen maar niet verder met hun leven kunnen omdat er geen andere woning is. Dit getal vertelt niet over de jongeren die inmiddels richting de 30 gaan en nog steeds bij hun ouders wonen. Vertelt niet over jongeren die zich per week van de ene naar de andere logeerplek verplaatsen. Vertelt niet over de gescheiden vaders die soms al jaren in een vakantiehuisje wonen. En wat is de oplossing van Den Haag? Een dwangwet die de voorrang van statushouders verder aanscherpt met bijbehorende fluwelen tekst over het principe van opvang van buitenlandse ontheemden zonder de ethische verantwoording voor en weging van de gevolgen van die keuze voor de bestaande bevolking. Want dat is populistisch of racistisch.

Nee, de Nederlanders zitten niet te wachten op een overheid die ons het volgende Europese project (E-ID of CBDC) in rommelt zonder keiharde waarborgen die de persoonlijke levenssfeer (ook wel privacy genoemd) betreffen en die het de overheid onmogelijk maakt om ons uitgavenpatroon te sturen. En helaas, de belofte dat dat echt niet zal gebeuren, wordt niet meer geloofd.

Nederland is inmiddels een dichtgeregeld land geworden waar de overheid de maakbaarheidsbeloften niet meer na kan komen. Onder een groot geloof in modellen, systemen en de bijbehorende ICT is de overheid een vergaande rechtvaardigheidsverdelingsmachine geworden die is vastgelopen. De hersteloperatie Groningen en het Toeslagenschandaal zijn de schandvlekken daarvan.

Den Haag pompt elk jaar meer geld in de zorg, het onderwijs en de politie. Terwijl elke leerkracht, zorgverlener of politieagent vele uren in de week kwijt is aan paarse krokodillen en papieren tijgers. Wie daar beter van worden, zijn als eerste de kwaliteitsmanagers en bijbehorende softwarebouwers.

En als klap op de vuurpijl krijgen de echte mensen, de hardwerkende mannen of vrouwen die hun belastingen gewoon betalen, kinderen opvoeden, ouders verzorgen en vrijwilligerswerk doen te horen dat ze niet woke genoeg, niet groen genoeg, onverantwoordelijk, volks of populistisch zijn. Steeds meer maken zich zorgen of ze hun rekeningen nog kunnen betalen.

Ik hoop en bid dat bestuurders, politici en hun adviseurs niet vluchten in ontkenningen, beter uitleggen, meer geld en bijhorende nieuwe ICT-projecten. Niet omdat ik denk dat het erg is dat de BBB bij de volgende verkiezingen dan nog groter wordt (dat is  nou democratie en waarom zouden zij het niet kunnen?) maar omdat ik mij zorgen maak over hoe wij tegenover elkaar zijn komen te staan. Ik hou namelijk van mijn land waar mensen in vrijheid vreedzaam en met een zeker respect voor elkaars uiteenlopende overtuigingen en levenswijze naast elkaar kunnen leven en proberen daar het redelijke midden in te vinden. Ik wil dat land terug.

Materiële grondrechtentoets is essentiële voorwaarde voor
overheidsingrijpen


Tijmen Wisman en Mona Keijzer, universitair docent Privacy & Gegevensbeschermingsrecht Vrije Universiteit Amsterdam; voormalig Tweede Kamerlid en staatssecretaris.

De overheid moet beperkingen van grondrechten toetsen en motiveren. Tijdens de coronacrisis deden de regering en de Staten-Generaal dit zeer beperkt. In de Wet publieke gezondheid (Wpg) moet daarom een materiële grondrechtentoets komen. Deze toets kan bijdragen aan bescherming van grondrechten en transparant en controleerbaar handelen van de overheid. Grondrechten vormen het normatieve hart van de democratische rechtsstaat. Klassieke grondrechten of vrijheidsrechten ‘beogen een totalitaire staat te voorkomen door bepaalde privésferen te beschermen tegen overheidsbemoeienis’.1 De meeste grondrechten zijn niet absoluut en mogen onder strikte voorwaarden worden beperkt. Grondrechten begrenzen zodoende niet alleen de macht van de overheid, iedere inmenging van de overheid op deze vrijheidsrechten moet ook worden getoetst en deugdelijk worden gemotiveerd. In die functie bieden grondrechten een waarborg voor transparant en controleerbaar overheidshandelen. Dit is voor zowel de volksvertegenwoordiging als de samenleving van groot belang om de macht te controleren en verantwoordelijk te houden.2

Voor de bescherming van grondrechten is het, juist in tijden van crisis, van wezenlijk belang dat beperkingen effectief zijn onderworpen aan deze voorwaarden. In dit essay stellen wij de vraag wat de plaats van de materiële grondrechtentoets behoort te zijn in de toekomstige Wet publieke gezondheid (hierna ‘wetsvoorstel Wpg’).3 Wij beperken ons hierbij tot het vereiste van proportionaliteit.

Om deze vraag te beantwoorden, stellen we eerst vast hoe een materiële grondrechtentoets eruit hoort te zien. Daarna volgt een bespreking van de materiële grondrechtentoets in de praktijk van de afgelopen twee jaar na de zomervakantie van 2020. In het derde deel wordt de proportionaliteitstoets in de voorgestelde wijziging van de Wpg besproken en analyseren we hoe deze zich verhoudt tot hoe een proportionaliteitstoets eruit hoort te zien. Tot slot doen wij een voorstel voor de materiële grondrechtentoets in de hiervoor genoemde wetswijziging waardoor deze kan functioneren als effectieve waarborg voor transparante en controleerbare maatregelen die in de toekomst worden genomen.

De materiële grondrechtentoets
Proportionaliteit is een belangrijk principe dat de burger beschermt tegen buitensporige machtsuitoefening en dat in zowel internationale verdragen als in de rechtspraktijk een belangrijke plaats inneemt. In de Nederlandse Grondwet staat geen expliciete proportionaliteitstoets opgenomen.4 De Grondwet gaat vooral over competentievoorschriften, doelcriteria en procedurele voorschriften. De belangrijkste bron voor de proportionaliteitstoets is daarom het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het EVRM gebruikt de toets om vast te stellen of de inmenging in een mensenrecht voldoet aan het vereiste dat het ‘in een democratische samenleving noodzakelijk is’ voor een bepaald publiek belang. De proportionaliteitstoets is niet klinisch, maar is verankerd in de democratische rechtsstaat. In Nederland heeft het proportionaliteitsprincipe in constitutionele toetsing een plaats gekregen in de Aanwijzingen voor regelgeving.5

De proportionaliteitstoets ziet op de relatie tussen het middel en het doel. Zowel op het niveau van de wetgeving als de maatregel zelf. De eerste stap is vaststellen wat het doel is. Vervolgens kan de wetgever toetsen of de voorgestelde maatregel die een grondrechtenbeperking inhoudt, effectief is. Deze moet het doel dus raken. De volgende stap is de subsidiariteitstoets, waarmee wordt vastgesteld of er maatregelen of middelen mogelijk zijn die minder raken aan de grondrechten. Daarna volgt de proportionaliteitstoets in strikte zin, waarbij een belangenafweging wordt uitgevoerd. Hierbij dient rekenschap te worden gegeven van de belangen die door de maatregelen worden geraakt (neveneffecten) en de vraag of het middel in verhouding staat tot het doel dat de overheid wil bereiken.

Door een dergelijke toets uit te voeren en deze inzichtelijk te maken, zorgt een wetgever ervoor dat het voor burgers helder is waarom hun grondrechten worden beperkt. Deze toets moet dan ook voor burgers helder en kenbaar zijn waarbij de wetgever en in het vervolg daarop het bestuur uiteenzet hoe de stappen van de materiële grondrechtentoets doorlopen zijn. Alleen verwijzen naar één belang – volksgezondheid in enge zin – en naar het advies van één adviseur – het OMT –, is niet voldoende. Voor de materiële grondrechtentoets zijn de wetgever en het bestuur zelf verantwoordelijk.

Toetsing wetgeving en beleid tijdens de coronapandemie
Tijdens de eerste paar maanden van de pandemie en bij de uitwerking van maatregelen in Nederland was toetsing van de proportionaliteit door de vele onduidelijkheden lastig. Maar zeker na de eerste golf had deze toetsing vele malen nadrukkelijker besproken dienen te worden in het maatschappelijke, politieke en wetgevingsdebat. In de aanloop naar de aankondiging van de 2Gregel verwierp de Tweede Kamer een motie van Pieter Omtzigt die de regering verzocht elke nieuwe coronamaatregel expliciet te toetsen aan de Grondwet. Ook verwierp de Tweede Kamer een motie van Nicki Pouw-Verweij, over het rapporteren van de effectiviteit van de vaccins.

Het tweede rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) toont aan dat de materiële grondrechtentoetsing zowel door de regering als door de Staten-Generaal zeer beperkt was.6 Dit onderzoek beslaat de periode van september 2020 tot juli 2021. De voor dit essay relevante hoofdconclusie is dat vanwege het feit dat er te weinig is gemonitord en geëvalueerd de effecten van te nemen maatregelen onzeker zijn. Er dient meer kennis opgebouwd te worden om in de toekomst betere afwegingen over maatregelen te maken. Dit is des te belangrijker omdat het wetsvoorstel het ook mogelijk maakt om uit voorzorg, bij directe dreiging van een epidemie,
maatregelen te nemen. ‘Hierdoor is geen inzicht in de mate waarin individuele maatregelen hebben bijgedragen aan het indammen van de pandemie, waardoor het ook in toekomstige situaties onduidelijk blijft of maatregelen zoals mondkapjes, scholensluiting of een avondklok naar verwachting voldoende effecten hebben om de inzet ervan opnieuw te overwegen.’7

In het kader van de evenredigheidstoets die de regering blijkens de Memorie van Toelichting belangrijk vindt, is de volgende overweging van de OVV relevant: ‘Het is daarnaast ook wenselijk om meer inzicht te krijgen in de verwachte en onverwachte negatieve neveneffecten van maatregelen, zoals eenzaamheid en huiselijk geweld, ook die aspecten bij een volgende langdurige gezondheidscrisis met landelijke impact te kunnen afwegen tegen de verwachte voordelen op gezondheidsgebied.’

In hoofdstuk 7 van het OVV-rapport is te lezen wat op de verschillende momenten helder en vooral dus niet helder was over de effectiviteit van de verschillende soorten mondkapjes. De mondkapjesplicht is echter wel een kledingvoorschrift dat raakt aan de persoonlijke levenssfeer die beschermd wordt door artikel 10 van de Grondwet. Wil je die beperken, dan begin je met vast te stellen of het middel dat je kiest effectief is.

In hoofdstuk 8 is te lezen dat eind 2020 de negatieve effecten van het sluiten van scholen lange tijd de reden was om de scholen open te houden. Op het moment dat een overbelasting van de zorg dreigt, is het perspectief van de infectieziektebestrijding toch dominant. ‘De vraag in welke mate een scholensluiting bijdraagt aan het beperken van de virusverspreiding, en daarmee het tegengaan van de overbelasting van de zorg, is niet in de besluitvorming betrokken.’ De effectiviteit was dus hier eveneens niet helder en ook is destijds niet onderzocht of bijvoorbeeld een thuiswerkplicht voor de ouders de besmettingen op de werkvloer kon verminderen. Maar ook de rechterlijke macht bood geen soelaas voor een grondige materiële grondrechtentoetsing. De enige keer dat een echte proportionaliteitstoets door de rechter werd uitgevoerd, was bij het kort geding over de avondklok. ‘De voorzieningenrechter stelt daarbij vast dat het OMT naar eigen zeggen geen bewijs heeft dat de avondklok een substantiële bijdrage levert aan het terugdringen van het virus’8

In hoger beroep hanteerde het Hof, dat diezelfde middag was opgetrommeld, een hele andere maatstaf en stelde het volgende: ‘Alleen als evident is dat de Staat onjuiste keuzes maakt en de Staat dus in redelijkheid niet voor het gevoerde beleid heeft kunnen kiezen (…) is plaats voor rechterlijk ingrijpen’9

Een soortgelijke redenering kwam ook naar voren in het kort geding over de lockdown in december. ‘De Staat laat zich – ter invulling van de op hem rustende verplichting tot bescherming van de volksgezondheid – steeds voorzien van deskundig advies van wetenschappers uit verschillende relevante disciplines en heeft met het oog daarop het Outbreak Management Team (OMT) samengesteld. […] en niet is gebleken dat dit specifieke advies, of de conclusie die daaraan ten grondslag ligt, evident onjuist is.’10

Sinds de uitspraak in het kort geding over de avondklok, negeren rechters de proportionaliteit en hanteren de zogeheten Wednesbury-toets. Dit is een wezenlijk andere toets, die afkomstig is uit Engeland. Bij een dergelijke toets stelt de rechter vast of de handeling van de overheid evident onredelijk is of bijna idioot. Lord Diplock formuleert de toets als volgt: ‘So outrageous in its defiance of logic or accepted moral standards that no sensible person who had applied his mind to the question to be decided could have arrived at it.’11

De rechterlijke toetsing van coronamaatregelen richtte zich op de vraag of het advies van het OMT evident onjuist was. Het OMT dient maar één belang en dat is de bestrijding van de epidemie vanuit een medische invalshoek. Het gevolg is dat dit smalle belang alle rechtsvorming bepaalde. De geschiktheid, subsidiariteit en de belangenafweging werden effectief genegeerd.

De proportionaliteitstoets in de Wpg
In het genoemde wetsvoorstel is in artikel 58b een regeling opgenomen waarin de proportionaliteit wordt getoetst. Dit artikel luidt als volgt:
‘Artikel 58b. Reikwijdte en doel De bij of krachtens paragraaf 8 van dit hoofdstuk toegekende bevoegdheden worden, voor zover krachtens artikel 20 of 20a in werking gesteld, slechts toegepast voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A1 of een directe dreiging daarvan en voor zover die toepassing: a. gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk en geschikt is; b. onder de geldende omstandigheden proportioneel is ten aanzien van het in de aanhef genoemde doel, en c. de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk beperkt.’ Het valt op dat deze opsomming in grote mate overeenkomt met de deeltoetsen die volgen uit het proportionaliteitsvereiste, waarbij de proportionaliteit in strikte zin en de subsidiariteit in volgorde zijn omgedraaid. Dit is niet logisch. Een middel kan immers geschikt én subsidiair zijn, maar toch niet in verhouding tot het doel staan. Daarnaast staat in sub b niet expliciet aangegeven dat een belangenafweging plaats zal vinden, maar blijkt deze desondanks uit de MvT waarin is te lezen dat de verandering in 58b Wpg ‘geen materiële wijziging beoogt in de wijze waarop de belangenafweging plaatsvindt, maar vooral een verduidelijking.’12

Helaas blijkt ook uit deze passage dat de proportionaliteitstoetsing niet zal veranderen. Daarmee staat deze passage in schril contrast met de eerder verkondigde en breed uitgemeten ambitie van de regering aan het begin van de MvT “om de uitoefening van de grondrechten zo min mogelijk te beperken.”13 Die eerdere belofte wordt met dit wetsvoorstel dus niet waargemaakt.

Ook in de ‘Tijdelijke bepalingen bestrijding epidemie COVID-19’ stonden proportionaliteits- en subsidiariteitseisen, maar die hebben destijds niet geleid tot expliciete toetsing hieraan. Door de verbinding tussen de toets in artikel 58b en de bevoegdheden vastgelegd in artikel 20 en 20a ontstaat daarnaast het vermoeden dat de toets besloten ligt in ‘het gevoelen van de ministerraad.’14

Kortom, artikel 58b Wpg voegt niets toe aan de transparantie en controleerbaarheid van de overheid wanneer deze grondrechtenbeperkende maatregelen neemt met het oog op publieke gezondheid. Daarnaast zou een proportionaliteitstoets, bij een pandemie waarbij nieuwe wetenschappelijke inzichten en veranderende omstandigheden zich al snel opstapelen, niet eenmalig plaats moeten vinden. Een toets past in die omstandigheden niet in een lineair proces, maar zou onderdeel moeten zijn van een ‘feedbackloop’ die kan worden geheractiveerd zodra daar aanleiding toe is.


Nieuwe plek voor de grondrechtentoets
Wij doen twee voorstellen hoe in de toekomst de materiële grondrechtentoets wel plaats dient te vinden en wat dit betekent voor het wetsvoorstel. De Grondwet en de daarin opgenomen grondrechten moeten namelijk juist hun werk doen in tijden van crisis.

Vooropgesteld dient naar onze mening de aanbeveling van de OVV om een effectiviteitstoets te verbinden aan toekomstige maatregelen in de Wpg te worden opgenomen. Dat is uitermate relevant aangezien in dit rapport is vast komen te staan dat in de periode september 2020 tot juli 2021 verschillende maatregelen zijn genomen zonder dat hier de effectiviteit van vast is komen te staan. Vervolgens dient het artikel 58b, dat gaat over de proportionaliteitstoets, veel specifieker vorm te krijgen. Ervaringen uit het verleden geven hier niet automatisch vertrouwen voor de toekomst. Om de wettekst in overeenstemming te brengen met de volgorde van de materiële grondrechtentoets, dienen in ieder geval onderdeel b en c onderling gewisseld te worden. De subsidiariteit moet worden getoetst voor de
belangenafweging.

Voorts dient de uitgevoerde proportionaliteitstoets transparant, controleerbaar en dus in leesbare vorm onderdeel te worden van het debat met de Kamers. Dit dient opgenomen te worden in de procedurevoorschriften van het wetsvoorstel Wpg. De toets moet ook inzichtelijk zijn voor de samenleving. Dit zal de legitimiteit van maatregelen ten goede komen. Ook moet er meer duidelijkheid zijn over de vraag wanneer een nieuwe toets op zijn plaats is, opdat ook dit niet afhankelijk wordt gemaakt van het subjectieve ‘gevoelen van de ministerraad’. Het wetsvoorstel dient deze procedurele voorwaarden tot uiting te brengen. De wetgever en in het vervolg de regering dienen de belangenafweging nadrukkelijk te maken. De rechterlijke macht kan dit vervolgens toetsen omdat de afweging onderdeel is van de formele wet.

Daarnaast maakt het verschil in welke fase van een epidemie de regering optreedt. Anders dan in een acute crisisfase dient er een betere balans te zijn tussen enerzijds volksgezondheid en veiligheid en anderzijds de breed ervaren maatschappelijke gevolgen, zoals inperking van grondrechten en de brede volksgezondheid inclusief welzijn en andere ziekten dan de ziekte die op dat moment bestreden wordt.15 Uit het OVV-rapport volgt impliciet kritiek op het gebrek aan een materiële grondrechtentoets, omdat het beoogde doel niet altijd helder of heel algemeen was, de effectiviteit van maatregelen niet bekend was en de neveneffecten onvoldoende meegewogen zijn door de regering dan wel de Tweede Kamer. Het slechts door verschillende actoren benoemen van de groepen in de samenleving waar men zich zorgen om
maakte, is daarbij niet voldoende. Vanuit het uitgangspunt publieke gerechtigheid staat het CDA pal voor de rechtsstaat. Grondrechten beschermen de burger tegen macht van de overheid en vormen daarmee het normatieve hart van de democratische rechtsstaat. In een aangepaste Wpg, die grote macht verschaft aan de regering, past het daarom om de materiële grondrechtentoets en de uitvoering hiervan nadrukkelijk op te nemen.


1 C.J.A.M. Kortmann, Constitutioneel Recht, Deventer: Kluwer 2001, blz. 53.
2 De materiële grondrechtentoets moet onderscheiden worden van de formele grondrechtentoets. Deze laatste betreft het antwoord op de vraag of het bevoegd gezag de juiste wettelijke grondslag heeft gebruikt. De materiële grondrechtentoets gaat over de vraag onder welke voorwaarden grondrechten beperkt mogen worden.
3 Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid met als titel: Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan, 14 september 2022, 36.194
4 Staatscommissie Grondwet, Rapport Staatscommissie Grondwet, November 2010, blz. 54.
5 Het komt onder meer direct aan de orde in Aanwijzing 2.11, 2.15 en 4.43 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Indirect is het proportionaliteitsprincipe aan de orde in Aanwijzing 2.3, 2.9 en 2.10 van de
Aanwijzingen voor de regelgeving.
6 Aanpak coronacrisis deel 2: september 2020 tot juli 2021, Den Haag: oktober 2022.
7 Idem, blz. 14.
8 Rb. Den Haag (vzr.) 16 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1100.
9 Hof Den Haag 26 februari 2021, ECLI:GHDHA:2021:285.
10 Rb. Den Haag (vzr.) 5 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:41.
11 Council of Civil Service Unions v Minister for the Civil Service [1983] UKHL 6, paragraaf 410.
12 Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 36 194, nr. 3, blz. 100.
13 Idem, blz. 6.
14 Artikel 20 Wpg en 20a voorstel Wpg.
15 Aanpak coronacrisis deel 2: september 2020 tot juli 2021, Den Haag: oktober 2022, blz. 28.

Markt met moraal

Column uitgesproken tijdens deelsessie ‘Markt met moraal’ op het CDA Congres 5-11-2022

“Wie niet steelt of erft, moet werken tot hij sterft.” zei mijn vader altijd.

Oké, je kan ook nog iets met aandelen of een uitkering maar voor de rest van de mensheid gelden toch wel de laatste woorden “werken tot je sterft”. En dan wordt het interessant. Want waar doe je dat dan? Dat werken. Veel mensen werken inmiddels als ambtenaar bij de verschillende overheden of bij semipublieke instellingen op het gebied van onderwijs, zorg, natuurbeheer. Maar ik wil het vandaag hebben over de echte economie. De markt. Daar waar mensen dingen maken of op een andere manier zelf voor omzet zorgen waar vervolgens een flink deel van afgeroomd wordt via belastingen. Belastinggeld waar die ambtenaren, onderwijzers, natuurbeheerders, vluchtelingenwerkers en al die andere belangrijke zaken van betaald worden. En niks ten nadele van het werk wat daar gedaan wordt maar dat werk kan alleen betaald worden als in de echte economie hard gewerkt wordt, geld verdiend wordt, het liefst veel geld verdiend wordt.

En dan wordt het interessant. Want er is iets heel geks aan de hand. In de Haagse politiek en in de media lijkt dat harde werken en geld verdienen bijzaak geworden. Ook vandaag gaat het over de moraal van de markt. Heel belangrijk. Toen ik staatssecretaris was, heb ik daar toch wel wat stenen in de vijver verlegd, bv de Franchisewet en de regulering van de digitale markten zoals bijvoorbeeld Digital Market Act. Maar toch. Waarom bespreken wij vandaag niet de vraag hoe überhaupt de markt hier houden. Hoe we uit de maakindustrie hier houden, hoe we de productie van voedsel hier houden, hoe we de chemie hier houden?

Paar voorbeelden uit het nieuws van de afgelopen weken:

“Aluminiumsmelterij Aldel Failliet”

“Nederlands ‘grootste vervuiler’ Tata Steelmoet sluiten”

“TX-1 voorgoed aan de kant” (visserij)

“Kalenderlandbouw past boer en verwerkers niet.”

“Bakkerij Van der Waal definitief failliet”

‘Chemelot (Limburg) draait op halve kracht vanwege energieprijzen”

Ik kijk met verbazing naar de programmering van de Nederlandse talkshows en nieuwsrubrieken. Dat niet avond aan avond hier de noodklok over geluid wordt.

De hoeveelheid mensen die in deze sectoren hun brood verdienen lijkt niet relevant. Het feit dat al deze economische activiteiten vervolgens met open armen ontvangen worden in andere Europese landen of daarbuiten lijkt ook niet belangrijk. Het gevolg dat Nederland afhankelijk wordt doet er blijkbaar ook niet toe.

Waar ik slecht tegen kan, is het schijnbaar ophalen van de schouders door bijvoorbeeld de pleitbezorgers van het maken van excuses over een fenomeen dat 150 jaar geleden is afgeschaft –en bij voorbaat al 230 miljoen moet kosten-, gesubsidieerde discriminatiebestrijders en beschermers van dieren en plantjes over het feit dat al die belangrijke en beschaafde onderwerpen betaald worden van belastingcenten van hardwerkende, praktisch opgeleide mensen en de bijbehorende bedrijven waar voor eigen rekening risico wordt ondernomen. Bedrijven die nu dus failliet gaan, ophouden te bestaan of naar het buitenland vertrekken.

Datzelfde bedrijfsleven wordt overigens wel gezien wanneer er maatschappelijke problemen moeten worden opgelost. Dan wordt de financiële dekking van Haagse compromissen gezocht in het verhogen van de lasten voor ondernemers.  Of we verplichten ondernemers met als doel arbeidsdiscriminatie te stoppen om een door de school aangewezen stagiaire in het bedrijf op te nemen. Dat laatste is natuurlijk geen enkel probleem wanneer je honderden personeelsleden hebt. Maar wanneer je een midden- of kleinbedrijf bent, bedank je mogelijk voor die eer. Daar zit rond 12 uur de  zogenaamde “directeur-grootaandeelhouder” met dat jongen of meisje die hij niet zelf heeft mogen selecteren te schaften (dat is een ander woord voor lunchen).

Het is goed dat wij hier praten hoe we moraal in de markt krijgen en houden. Maar de Haagse bovenlaag (bestuurlijk, politiek, ambtelijk) heeft zo door de bank genomen geen idee meer van ondernemerschap. Dat een investering ook terug verdiend moet worden en dat daar een bepaalde tijd voor staat. Dat gebrek aan inzicht is een groot probleem en dan vooral voor onze samenleving. Het MKB is namelijk werkgever voor 7 van de 10 mensen in loondienst. Het bedrijfsleven zorgt dat wij te eten hebben, bouwt en renoveert onze huizen, houdt ons landschap mooi, innoveert, zorgt dat de winkelstraten gezellig zijn, dat je met de liefde van je leven uit eten kunt. Het levert belastingopbrengsten op. Dat is het moraal van mijn verhaal.

Markt met moraal. Uiteraard! Maar graag ook even nadenken hoe we de industrie en de middenstand overeind gaan houden.

Mona Keijzer

Pandemische paraatheid

Tijdens het congres Pandemische Paraatheid over de vraag wat de aanbevelingen zijn voor de toekomst, sprak ik de volgende column uit.

Foto: Jeroen Paling

“Kan ik nou niet een spuitje krijgen?!” vroeg mijn vader (81 jaar) ergens in mei jl. aan mijn man die arts is. Mijn pa was klaar met het leven. Chronische rugpijn door botontkalking hadden al jaren veel pijn gegeven. Het was op. Mijn vader, geboren in 1940 is niet opgegroeid in de tijd van maakbaarheid en ratio. Maar inmiddels was hij daar wel aan gewend geraakt en vroeg hij dus om een rimpelloos einde.

Ratio, maakbaarheid, voor alles een systeem met oplossingen gebracht inclusief communicatie- en nudgingtraject. Het is dé beleidsaanpak van deze tijd. Daar waar tot ver in de 20e eeuw de absolute waarheid nog van de kansel kwam, komt hij in deze tijd van een wetenschappelijk en/of politiek katheder. En heb niet het lef om het ter discussie te stellen.

Uit een recent onderzoek van SCP blijkt dat mensen in meerderheid het principe steunen dat zij zelf verantwoordelijk moeten zijn. Maar ook zien zij een grote rol weggelegd voor de overheid bij het aanpakken van maatschappelijke thema’s die dat vervolgens via pakketten van maatregelen doet, zonder erbij na te denken dat er een dag komt, dat diezelfde overheid hún leven komt aanpassen aan het dominante beleidsnarratief.

Het menselijk leven, het samenleven is echter gestoeld op iets anders dan ratio en systemen. Namelijk op onderlinge verbondenheid, verantwoordelijkheid, menselijke waardigheid. Een van de nadelen van een overheid die dwingend via pakketten van maatregelen allerlei maatschappelijke problemen aanpakt, is dat burgers gaan denken dat alles dan goed komt. Wanneer er mensen zijn die zich er niet aan houden, dan verdienen die ook geen compassie. Want ja, had dan ook maar de regels gevolgd! Maakbaarheid leidt dus ook tot verlies van onderlinge compassie.

Ik ben meer van het subsidiariteitsdenken. Dat gaat ervan uit dat mensen heel goed in staat zijn hun eigen leven volgens hun waarden vorm te geven. In deze tijd worden mensen geregeld gezien als beleidselementen die zich hebben te gedragen naar de visie en het bijbehorende bouwplan van een beperkte groep. Wanneer burgers dit niet pikken en gaan bokken, worden ze gediskwalificeerd en gezien als onvoldoende onderlegd, opgeleid, intelligent, beschaafd en dus eigenlijk niet echt in staat om hún leven en samenleven vorm te geven. Zij moeten in het gareel gehouden worden.

Mensen willen echter van nature van betekenis zijn en zijn van daaruit gericht op het bouwen van een samenleving die henzelf en de mensen die hun nabij zijn ondersteunt. Volgens hún eigen plan.

Rigide beleidssystemen gebaseerd op ratio en maakbaarheid staan daar niet zelden haaks op. Het coronabeleid is daar een vreselijk voorbeeld van geweest. Maar ook op dit moment heb je daar in NL voorbeelden van. Ik noem er twee.

In NL zijn Natura2000-gebieden aangewezen met daarin te beschermen plantjes en diertjes. Hoe dat ooit zo ontstaan is en of 200 kilometer verderop deze ook voorkomen is niet relevant. Goede boerenbedrijven die een voorbeeld zijn voor de rest van de wereld en er soms al generatielang werken, leven en verbonden zijn met de gemeenschap aldaar, moeten verdwijnen. Een ooit gekozen systeem is bepalend geworden ongeacht de consequenties hier en nu.

Na de Tweede Wereldoorlog is met recht en reden het Vluchtelingenverdrag gesloten. Deze is verder ingevuld via wetten, richtlijnen en protocollen.  Inmiddels zijn we in een situatie beland waarin ik geen juridisch houdbare oplossing meer zie voor een groot probleem dat velen in de armen van extremisten zal jagen. Elk jaar komen er grote aantallen vreemdelingen bij. We hebben een fantastisch systeem van sociale advocatuur en andere begeleiding opgetuigd waardoor asielzoekers en vluchtelingen uiteindelijk bij de rechter in het gelijk gesteld worden of om andere redenen blijven. Dat we inmiddels de woningen, de leraren, het zorgpersoneel niet meer hebben om al deze mensen jaar na jaar te huisvesten is niet van belang. Dat de tegenwoordige jongeren inmiddels richting de 30 gaan voor ze een eigen betaalbare woning vinden om een gezin te stichten ook niet.

De verdedigers anno nu van de ooit vastgestelde wetten en kaders die aan de wieg van de bestaande crisissen staan, verbazen mij steeds meer. Hun ontkenning van deze werkelijkheid doet velen die niet in staat zijn de nadelige effecten van Haags beleid af te kopen het geloof in hun volksvertegenwoordigers verliezen.

De woorden van deze verdedigers klinken vaak als de einde-der-tijdenpredikanten die voor jou de enige verlossing in de aanbieding hebben. Volg je ze niet, dan ben je een vreselijk mens en in ieder geval reddeloos verloren. En je kleinkinderen erbij. 

Ik geloof er niks van. En mijn pa? Hij ook niet. Dat bepalen we zelf wel, zei hij altijd.

Mijn pa. Gelukkig hebben wij de tijd gekregen om afscheid van hem te nemen. Twee weken hebben wij aan zijn bed gezeten en zijn handen kunnen vasthouden, hem slokjes water kunnen geven, ’s nachts bij hem gewaakt. Mijn broer, zus, ik, onze wederhelften en onze kinderen. Langzaam hebben wij hem zwakker zien worden, kwetsbaarder. Ik ben ervan overtuigd dat dit proces geholpen heeft om alles nog eens een keer of voor het eerst tegen elkaar te zeggen. Ik moet er niet aan denken dat de maakbare, rimpelloze oplossing er geweest was of (om bij het onderwerp van vandaag te blijven) dat deze twee weken zich in de tijd van het coronabeleid hadden afgespeeld.

De momenten in een mensenleven die ertoe doen zijn niet maakbaar, rationeel of passend in een systeem. Maar geldt dat eigenlijk niet voor veel en veel meer?

Dat zou mijn aanbeveling zijn voor de toekomst.

Foto: Jeroen Paling